In Maastricht werd er middels stamboomonderzoek gekeken naar de erfelijke overdracht van voorloper varianten van MD. Dit onderzoek is belangrijk omdat we hiermee beter kunnen inschatten hoe groot de kans is op het krijgen van een kind met myotone dystrofie. Het onderzoek is afgerond, en het artikel werd op 12 maart 2020 gepubliceerd in The European Journal of Human Genetics.
Achtergrond
MD wordt veroorzaakt door een fout in het erfelijk materiaal, op chromosoom 19. Deze fout heeft tot gevolg dat een bepaald stuk erfelijk materiaal erg vaak wordt herhaald. Deze herhaling lijdt tot de ziektekenmerken bij een patiënt, namelijk spierzwakte en verkrampingen (myotonie). Hoewel mensen met een herhaling van >80 vaak klachten hebben van MD, hebben mensen met een herhaling tussen de 36-80 dat meestal niet. Toch zijn er bij gezonde mensen minder dan 36 herhalingen. De patiënten die tussen de 36-80 herhalingen in hun erfelijk materiaal hebben, kunnen mogelijk kinderen krijgen met volledige MD, met daarbij behorende klachten van spierzwakte en betrokkenheid van organen.
Doel onderzoek
Het doel van het onderzoek was om de genetische overdracht van MD bij voorloper varianten in kaart te brengen, om zo te kunnen bepalen of ouderlijk geslacht hierop van invloed is.
Resultaten van het onderzoek
Uit het onderzoek is inderdaad gebleken dat ouderlijk geslacht van invloed is op de overdracht van kleine repeat expansies bij MD. Voor de studie vonden we gegevens over de overdracht van 146 kleine repeats van ouder op kind. Vervolgens keken we naar het verschil tussen vaderlijke overdrachten en moederlijke overdrachten van deze MD voorloper varianten.
Uit de studie bleek dat wanneer een vader een MD voorloper overdraagt, het kind in 58 van de 81 gevallen (72%) een repeat had dat paste bij volledige myotone dystrofie, terwijl dit bij moeders slechts bij 15 van de 65 overdrachten (23%) het geval was.
Samenvattend houdt dit in dat wanneer een vader een voorloper variant van MD overdraagt, het kind zeer waarschijnlijk volledige MD zal hebben met klachten (72% van de gevallen). Als een moeder een voorloper variant van MD overdraagt, is er een veel kleinere kans dat het kind aangedaan zal zijn door MD (23% van de gevallen), meestal blijft de repeat dan stabiel en heeft ook het kind een voorloper variant van MD.
Het opvallende aan deze resultaten is dat we eerder juist wisten dat wanneer een vrouw volwassen MD heeft, zij bijna altijd een kindje krijgt met de aangeboren vorm van MD. Het effect van ouderlijk geslacht lijkt dus omgedraaid te zijn met de resultaten van deze studie. Het verschil zit in de erfelijke afwijking van de ouder: heeft de ouder een voorloper variant van MD (welke een pre- of protomutatie wordt genoemd, CTG repeat <80) dan zorgt de overdracht door een vader voor ergere klachten bij het kind, heeft de ouder al een volledige MD met klachten (zoals de volwassen vorm van MD, CTG repeat>80) dan zorgt de overdracht door een moeder juist voor ergere klachten bij het kind.
Stand van zaken
De studie is afgerond. Het wetenschappelijke artikel is gepubliceerd, en vindt U door te klikken op deze link: https://rdcu.be/b2S70