Welke informatie hebben de chirurg en de anesthesioloog nodig bij een operatie?

Welke informatie hebben de chirurg en de anesthesioloog nodig bij een operatie?

De chirurg en de anesthesioloog moeten weten wat MD type 1 inhoudt en wat de risico’s van algehele anesthesie zijn, vooral bij operaties in de bovenbuik. Voor nader advies kunnen ze contact opnemen met de behandelend arts of met het expertisecentrum myotone dystrofie.

  • Bij acute ingrepen is het belangrijk dat voor de operatie een hartfilmpje (ECG) wordt gemaakt en bij afwijkingen een cardioloog wordt ingeschakeld.
  • De volgende middelen mogen bij MD type 1 nooit gebruikt worden voor algehele verdoving:
    • depolariserende spierverslappers (bijvoorbeeld succinylcholine);
    • acetylcholinesteraseremmers (bijvoorbeeld neostigmine);
    • langwerkende of hoge doseringen benzodiazepines: versuffende, kalmerende en spierverslappende middelen.
  • Na de operatie moeten patiënten met MD type 1 minstens 24 uur in het ziekenhuis blijven voor bewaking van hart en longen. Zo nodig moet ademhalings- en hoestondersteuning geboden worden.
  • Na een zware ingreep of bij ernstige spierverzwakking hebben patiënten minimaal 48 uur hart- en longbewaking nodig.

Bent u patiënt of mantelzorger en heeft u een vraag?

Staat uw vraag niet tussen de veelgestelde vragen? Stel deze vraag dan aan de specialisten van het expertisecentrum via het contactformulier. Zij helpen u graag.
Stel uw vraag
Weet u wat u moet doen bij een spoedopname? Informatie over spoedopnames